Wettelijk samenwonende partners hebben ten aanzien van elkaar een wettelijk erfrecht. De vraag is wat er gebeurt als zij niet (permanent) kunnen samenwonen, bijvoorbeeld door werkomstandigheden. Het Hof van Beroep te Gent heeft in een recent arrest uitspraak gedaan over de samenwoningsplicht en het erfrecht van wettelijk samenwonende partners.
Een man, meneer A, die een dochter C heeft uit een vroegere relatie, gaat een wettelijke samenwoning aan met zijn nieuwe partner, mevrouw B.
Meneer A overlijdt, en volgens het wettelijk erfrecht heeft de langstlevende wettelijk samenwonende partner, mevrouw B dus, recht op het vruchtgebruik op de woning die tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijk verblijfplaats diende (de gezinswoning) en de daarin aanwezige huisraad (de inboedel). Meneer A had dit erfrecht van mevrouw B trouwens nog een keer bevestigd in zijn testament.
Meneer A en mevrouw B waren beiden ingeschreven op een adres te Knokke-Heist, maar mevrouw B verbleef voor haar werk echter in Antwerpen. Ze verbleef er echter enkel voor haar werk, en haar sociale leven speelde zich af in Knokke-Heist, samen met meneer A. Maar dochter C grijpt deze situatie aan om het erfrecht van mevrouw B te betwisten: zij vindt dat er geen sprake is van een wettelijke samenwoning, en dat mevrouw B dus geen recht heeft op dit vruchtgebruik.
Wat zegt de rechter hierover? Hij vindt de samenwoning wel degelijk oprecht, en dus niet fictief. Meer nog, hij stelt dat er geen samenwoningsplicht bestaat voor wettelijke samenwoners. Een latrelatie is dus (juridisch) mogelijk tussen wettelijke samenwoners. Mevrouw B kon aan de hand van verklaringen van getuigen wel aantonen dat ze een affectieve partnerrelatie had met meneer A, en dat zij wel degelijk wettelijk samenwoonde met meneer A. De relatie was volgens de rechter dus oprecht, en geen fictie. Daarom was de rechter van oordeel dat het wel degelijk om een wettelijke samenwoning ging (ze leefden als man en vrouw leefden), en mevrouw B dus aanspraak maakt op haar erfrecht als langstlevende wettelijke samenwonende partner.
Een bijkomend argument hier was trouwens dat meneer A het erfrecht van mevrouw B niet heeft beperkt of ontnomen. In tegenstelling tot het erfrecht tussen echtgenoten, is dat tussen wettelijk samenwonende partners niet beschermd met een minimum erfrecht (reserve), dat niet kan worden ontnomen. Dat wil zeggen dat meneer A de mogelijkheid had om bij testament het erfrecht van mevrouw B te ontnemen, of in bepaalde mate te beperken (hetgeen hij dus niet heeft gedaan).
De lessen die we uit dit arrest kunnen trekken, gaan twee richtingen uit:
Bovendien wordt best de reflex aangeleerd om bij iedere (grote) wijziging in uw persoonlijk leven, na te gaan of er een testament bestaat, en of de bepalingen van het testament niet moeten worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
Wil je op de hoogte blijven van de recentste ontwikkelingen? Ontvang geregeld een mail met de nieuwe artikels!
Schrijf je in voor onze nieuwsbrief Uitschrijven kan te allen tijde met een simpele clickEen man, meneer A, die een dochter C heeft uit een vroegere relatie, gaat een wettelijke samenwoning aan met zijn nieuwe partner, mevrouw B.
Meneer A overlijdt, en volgens het wettelijk erfrecht heeft de langstlevende wettelijk samenwonende partner, mevrouw B dus, recht op het vruchtgebruik op de woning die tijdens het samenwonen het gezin tot gemeenschappelijk verblijfplaats diende (de gezinswoning) en de daarin aanwezige huisraad (de inboedel). Meneer A had dit erfrecht van mevrouw B trouwens nog een keer bevestigd in zijn testament.
Meneer A en mevrouw B waren beiden ingeschreven op een adres te Knokke-Heist, maar mevrouw B verbleef voor haar werk echter in Antwerpen. Ze verbleef er echter enkel voor haar werk, en haar sociale leven speelde zich af in Knokke-Heist, samen met meneer A. Maar dochter C grijpt deze situatie aan om het erfrecht van mevrouw B te betwisten: zij vindt dat er geen sprake is van een wettelijke samenwoning, en dat mevrouw B dus geen recht heeft op dit vruchtgebruik.
Wat zegt de rechter hierover? Hij vindt de samenwoning wel degelijk oprecht, en dus niet fictief. Meer nog, hij stelt dat er geen samenwoningsplicht bestaat voor wettelijke samenwoners. Een latrelatie is dus (juridisch) mogelijk tussen wettelijke samenwoners. Mevrouw B kon aan de hand van verklaringen van getuigen wel aantonen dat ze een affectieve partnerrelatie had met meneer A, en dat zij wel degelijk wettelijk samenwoonde met meneer A. De relatie was volgens de rechter dus oprecht, en geen fictie. Daarom was de rechter van oordeel dat het wel degelijk om een wettelijke samenwoning ging (ze leefden als man en vrouw leefden), en mevrouw B dus aanspraak maakt op haar erfrecht als langstlevende wettelijke samenwonende partner.
Een bijkomend argument hier was trouwens dat meneer A het erfrecht van mevrouw B niet heeft beperkt of ontnomen. In tegenstelling tot het erfrecht tussen echtgenoten, is dat tussen wettelijk samenwonende partners niet beschermd met een minimum erfrecht (reserve), dat niet kan worden ontnomen. Dat wil zeggen dat meneer A de mogelijkheid had om bij testament het erfrecht van mevrouw B te ontnemen, of in bepaalde mate te beperken (hetgeen hij dus niet heeft gedaan).
De lessen die we uit dit arrest kunnen trekken, gaan twee richtingen uit:
Bovendien wordt best de reflex aangeleerd om bij iedere (grote) wijziging in uw persoonlijk leven, na te gaan of er een testament bestaat, en of de bepalingen van het testament niet moeten worden aangepast aan de gewijzigde situatie.
Er zijn verschillende mogelijkheden om contact te houden...
- connecteer via Linked: het bedrijf, of Tim & Mirte
- schrijf je in op onze nieuwsbrief en blijf op de hoogte van actuele ontwikkelingen.
Je kan Tim de eerste maanden nog steeds bereiken op het gekende nummer of emailadres
Wealth Structuring Services BV
tim@wsservices.be
0497 46 31 49
LinkedIn page
Philipssite 5, bus 1
3001 Leuven
Ondernemingsnummer 0735.721.541 RPR Leuven
Disclaimer, cookie- & privacybeleid